5. Mogelijk spoor in het zuidwesten

Dossier Deemsterland / aflevering 5

Zoals beloofd zou ik nog een samenvatting geven van een spoor dat naar het zuidwesten van Nederland leidt. Het gaat om informatie die eerder onderzoek in Leiden, en in eigen onderzoeken van Gaston, Johanna en Heleen, bijeen zijn gebracht. De vraag is natuurlijk of we daarmee een nieuw spoor naar Titus hebben gevonden.

Mede op basis van informatie van Johanna zocht Gaston verder in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden naar de betekenis van de diefstal die daar in 1930 heeft plaatsgevonden. Hij ontdekte dat het beeldje dat kennelijk per brief aan Titus te koop is aangeboden, en waarvan een foto was bijgesloten, vermoedelijk met de Nehalennia-cultus te maken heeft. Al sinds de jaren 20 worden er tentoonstellingen in het museum aan gewijd. Ook nu nog is er een permanente tentoonstelling waarin diverse Nehelannia-altaren staan, waarvan sommigen lijken op die uit de foto. Bij het beeld van de foto (een altaar-steen volgens een deskundige) ontbreekt echter de naam van Nehalennia, waardoor het onzeker is of de godin is afgebeeld. Er werden in die periode meerdere lokale goden en godinnen in de huidige Nederlandse contreien aanbeden, en het is onduidelijk waar het altaar op de foto vandaan komt. De mand lijkt op Nehalennia te duiden, maar het zeker is het allerminst. Maar aan de diefstal in 1930 zit een luchtje. Vanwege eerdere verdwijningen van andere objecten uit het museum werd in 1930 nauwgezet bijgehouden welke nieuwe vondsten werden binnengebracht, en toch is het gestolen beeldje niet geregistreerd. Wat heeft dat te betekenen? De toenmalige conservator van het museum schrijft dat hij zich niet kan voorstellen dat de nieuwe inbraak in 1930 het werk van buitenstaanders kan zijn. Voor de belevenissen van Gaston verwijs ik graag naar zijn opmerkingen onder https://www.heimdalgenootschap.nl/dossier001/4-losse-eindjes. Johanna doet nog enkele interessante observaties over het museum onder https://www.heimdalgenootschap.nl/dossier001/de-verdwijning-van-titus-karsten.

Johanna Peters benaderde het spoor vanuit een ander gezichtspunt. Zij heeft vroeger met Titus gestudeerd en contact met hem gehouden. En toevallig komt ze uit de omgeving waar het aan Titus aangeboden ‘Nehalennia-beeldje’ vandaan kan komen. In de jaren 1970-1974 zijn diverse altaarstukken bij Colijnsplaat (Noord-Beveland) boven water gekomen, maar dat is ná 1930 geweest. Naar haar idee kan het gaan om een veel oudere vondst van een Romeinse tempel die is gewijd aan verschillende goden, waaronder Nehalennia. Dat was reeds in 1647 in Domburg, meer naar het westen. Altaren en beelden die in die jaren zijn geborgen zijn jarenlang opgeslagen in de kerk van Domburg. Enkele ervan zijn kort voor 1848 overbracht naar een museum in Brussel en naar het RMO in Leiden, maar in 1848 brak brand uit na een blikseminslag in de kerk, en is de rest verloren gegaan. Ze merkt daarnaast op dat het maar vreemd is dat ongeveer alle gevonden altaarstukken naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden zijn gegaan, en dat lokale musea het altijd met afgietsels hebben moeten doen. Meer over Johanna’s onderzoek is te vinden onder https://www.heimdalgenootschap.nl/dossier001/de-verdwijning-van-titus-karsten.

Johanna schrijft daar ook iets over Mattemburgh, het landgoed waar Titus en Heleen in hun zeer jonge jeugd gewoond hebben. De Karstens hebben er vanaf 1929 gewoond, tot het in de jaren ’70 aan Stichting Brabants Landschap is verkocht; enkele jaren erna is het landhuis zelf aan deze Stichting geschonken. Maar via haar ouders kwam Heleen later erachter dat Titus een aanwijzing heeft achtergelaten naar een oude hardstenen gootsteen in de kelder van Mattemburgh, waar mogelijk in iets opgeborgen kan zijn. Mattemburgh ligt net als Colijnsplaat en Domburg aan de Oosterschelde, maar dan in het uiterste westen. Meer over wat Heleens heeft uitgevonden staat onder https://www.heimdalgenootschap.nl/dossier001/de-verdwijning-van-titus-karsten en https://www.heimdalgenootschap.nl/dossier001/3-leidse-ontzetting, inclusief een foto van de gootsteen (de pompbak die Titus in een rijmpje noemde).

R.P. Avezaath

R.P. Avezaath

Secretaris van het Heimdal genootschap. Regelaar. Ambtenaar bij een middelgrote gemeente.

42 gedachten over “5. Mogelijk spoor in het zuidwesten”

  1. In de periode 2de-3de eeuw na Christus zagen de Zeeuwse en Zuid-Hollandse kust er heel anders uit. De hoofdstroom van de Schelde liep langs Colijnsplaat en Domburg naar Zee. De (voormalige) zeearmen die we nu kennen als Westerschelde en Veerse Meer zijn pas in vroege en latere middeleeuwen ontstaan, waardoor Zeeland meer een delta werd, die we nu met dijken en dammen op zijn plaats proberen te houden. De belangrijkste handelsroute liep ten tijde van de Romeinen dus veel Noordelijker dan nu het geval is. Ik vermoed dat er ook mogelijk aansluiting is geweest van de Schelde (Scaldis) naar de Rijn, die handel verder landinwaarts van en naar Keulen (waar ook Nehalennia stenen gevonden zijn) en verder mogelijk maakte.

    1. Of aansluitingen met de andere zeearmen liepen over de Noordzee met belangrijke handelsposten zoals Domburg/Ganuenta-Colijnsplaat aan de monding van de rivier.

  2. Hallo allemaal,
    aanvullend op mijn recente vragen wil ik wel op zoek gaan naar wie Drs C. Rietman is en wat hij/zij voor nuttige informatie kan hebben. Gezien de aard van het onderzoek van de heer Karsten begin ik met (cultuur-)historische musea in het Nederlandse taalgebied. Mocht dat niets opleveren dan breid ik mijn onderzoek uit naar andere gebieden.

    1. Hallo Gaston, als je met de assistent-conservator bij het RMO belt, dan hoor je hem diep zuchten, maar hij is kennelijk toch geïntrigeerd genoeg in jouw onderzoek om toe te zeggen dat hij zijn best voor je gaat doen. Drs. C. Rietman is geen bekende naam voor hem, maar hij zal zodra hij tijd heeft eens in de namenlijsten van collega-musea kijken.
      Dan hoor je hem midden in een zin stilhouden. ‘Het spijt, meneer De Vries, maar inderdaad, wij kunnen er niet voor zorgen dat Tussen Kunst & Kitsch een ander oordeel over uw fibulae velt.’
      Het blijft even stil. Op fluistertoon vervolgt hij ‘Sorry, bel mij niet meer. Ik bel u zelf binnenkort terug.’

  3. Hallo allemaal,
    kunnen we wat afspreken om ons gezamenlijke deel van het onderzoek verder op te pakken? Komende woensdag heeft C. een bridge drive die we niet af kunnen zeggen; verder zie ik wel mogelijkheden in de komende dagen.

    1. Prima plan! Ik moet nog wel even in mijn agenda kijken, dus ik kom hier snel op terug. Alvast een korte samenvatting van wanneer iedereen kan:
      – Gaston: elke avond behalve woensdag
      – Johanna: vanaf donderdagavond
      – Roderick: kijkt het na.
      Wordt vervolgd dus…

  4. Ik merk dat ondanks werk en gezinsleven, Nehalennia en andere goden uit die tijd me erg blijven fascineren. Maar misschien is dat ook een stukje escape-gedrag om niet te veel aan de verdwijning van Titus te hoeven denken.

    Dus nog meer bedenkingen:
    De polytheistische Romeinen hadden de gewoonte om lokale goden op te nemen in hun Pantheon. In het Gallische deel van Frankrijk heeft dat geleid tot een opname van zo’n 900 goden en godinnen. Sommige kleine goden behorende bij bronnen of riviertjes andere een stuk groter.

    In het gebied gevormd door de Zuiderlijke Nederlanden, Belgie, Duitsland waren dat er een stuk minder. In zijn ” de Bello Gallico” beschrijft Julius Caesar dat hij in deze gebieden het flink aan de stok krijgt met een aantal lokale volken en deze soms met vrouwen, kinderen, ouderen en al totaal uitmoordde als wraak voor aanvallen on Romeinse soldaten en kampen. Tja, dan blijven er ook minder bewoners over om over de lokale godheden te vertellen. De Suske en Wiske ‘Lambiorix” waarin het liedje over de pombak stond, blijkt gebaseerd op de historische figuur Ambiorix die het met de Romeinen aan de stok kreeg bijvoorbeeld.

    Maar goed over de lokale goden: dat zijn er dus een stuk minder. Van een deel ervan zijn votiefstenen zoals de Nehalennia altaren of beelden teruggevonden. Ik heb een overzicht gemaakt van de verschillende lokale godinnen. Waar afbeeldingen en teksten gevonden zijn, dus hun verspreidingsgebied. Hoe vaak er zaken gevonden zijn en hoe ze werden afgebeeld. Nehalennia is daarbij duidelijk de meest populaire godin en de best beschrevene.

    1. Hallo Johanna, dank voor de uitgebreide nieuwe informatie. Nuttig om de geografie van Zeeland in vroeger tijden te weten. Colijnsplaat en Domburg lagen dus beide aan de oude Schelde-zeearm, Mattemburgh kan ik niet zo goed zien, maar lijkt wel meer landinwaarts aan de loop van de rivier te liggen. Of e.e.a. verband houdt durf ik niet te zeggen.

      Wat betreft kaartje en tabel, daar zijn inderdaad nu boven- en onderkant vanaf gesneden. Maar ik heb nu een aanpassing gedaan: als je op een plaatje klikt, wordt het in zijn geheel (maar op een andere pagina) getoond. Dat maakt het wat leesbaarder.

      1. Mattumburgh ligt op de zandgronden die als lichtbruin naast de in paars aangegeven veenmoerassen van Zeeland liggen. Die eerste vinger van zandgrond maakt als het ware een uitstulpinkje naar beneden omdat alleen de Nederlandse bodem is aangegeven. Als je de diepte van de uitstulping neemt en dan aan de linkerkant van genoemde uitstulping zo’n drie maal omhoog gaat, zit je midden in de 400 hectare van Mattemburgh. Het landgoed lag dus ten westen van hoe toen de Schelde liep.

  5. Helaas lijkt net het bovenste en onderste stuk van de tabel af te vallen:

    De bovenste godin is dus Nehalennia. Zij wordt het meest en over het grootste gebied teruggevonden en vereerd. Zij wordt meestal zittend maar ook staand afgebeeld. Zij is meestal gekleed in een lang gewaad met mantel en schoudermanteltje (geen van de andere lokale godinnen wordt zo afgebeeld).

    Als attributen heeft ze vaak een mand met appels of brood (tekens van overvloed), een (huilende) hond (teken van waakzaamheid maar ook wel gezien als hellehond) en onderdelen van schepen (ter bescherming van handel en zeereizen). De andere godinnen hebben niet deze attributen/combinatie van attributen.

    Dus lijkt het toch vooral om een Hehalennia steen te gaan….

    1. Mooie tabel (en nu dus aanklikbaar voor de complete tabel). Interessant is ook de opmerking dat de hond een hellehond zou kunnen zijn…

      1. gevonden tekst:
        ” Voor de komst van de Romeinen maakten de Kelten vrijwel geen afbeeldingen van hun goden en de tempels waren heel eenvoudige houten constructies, waar nu nog weinig van over is. Op deze plaatsen werd de godin om bijstand gebeden.

        Nehalennia wordt meestal zittend op een troon afgebeeld met vruchten, vooral appels op haar schoot en een mand vruchten naast haar – die begrepen kunnen worden als symbolen van vruchtbaarheid of vergankelijkheid – en rechts van haar een hond, doorgaans geïnterpreteerd als symbool van trouw.

        Een hond heeft binnen de Indo-Europese mythologie echter vaak de grimmige rol van hellehond en bewaker van de onderwereld gekregen. In Romeinse bronnen werd de woeste Noordzee bij één gelegenheid beschreven als “geteisterd door honden”. Appels verwijzen in de Europese mythologie meermalen naar anderwereldse oorden zoals het appelland Avalon en de tuin van Hesperia. En de fruitmand is een afleiding van de hoorn des overvloeds.

        De wijze van afbeelden van Nehalennia vertoont overeenkomsten met die van de Matronae, de naam die de Romeinen gaven aan godinnen die, alleen of met drie, voor zij naar hier kwamen al door de Kelten werden vereerd. Zij zijn daarna vaak in pijpaarde afgebeeld, evenals honden, als om haar te begeleiden. In Tongeren zijn graven met als grafgift een hondenschedel gevonden, wat zou kunnen wijzen op een rol van de hond in de cultus rond de Matronae. Attributen van deze godinnen zijn heel vaak dieren, vruchten en hoornen des overvloeds. Dit soort regionale godinnen werd meestal afgebeeld als een op een troon zittende vrouw. Zij werden geacht huis en haard te beschermen, maar ook hele stammen of volkeren.”

        1. Misschien vergezocht, maar er staat een interessant stukje over het verdwenen eiland Orisant op wikipedia. Voor de kust van Colijnsplaat, op Noord-Beveland. Op dezelfde plek lag Ganuenta, door Johanna al genoemd als vindplaats van Nehalennia-stenen. En raad wie het eiland Orisant (opnieuw) heeft ingepolderd in 1602? Ene Pieter Stoffelsz van Mattemburgh. In opdracht van Maria van Nassau.
          Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Orisant

      2. Als ik Johanna’s bijdragen allemaal doorlees, kan er echt een verband zijn. Zowel met Nehallenia met haar hellehond (?) en met meerdere plaatsen langs de oude loop van de Schelde, Domburg, Colijnsplaat, Mattemburg. Ik zie alleen niets van Nehallenia in de omgeving van Mattemburg. Maar zijn de Romeinen of Kelten daar wel geweest? Ik zal zelf ook eens op internet zoeken.

  6. Jens, ik reageer hier graag op jouw laatste reactie. Deze stond bij https://www.heimdalgenootschap.nl/dossier001/4-losse-eindjes, maar het lijkt me handiger dat ik hier verder ga.
    Eerst een kopie van jouw reactie:
    “Ik vermoed dat Lammert Wilmink meer weet dan hij heeft gezegd, ook tegen de man en vrouw uit de BMW. Het is een beetje een gladde aal vind ik. Waarom noemt hij de onbetaalde rekening eigenlijk? Daar zou zijn baas zich zorgen om moeten maken, niet hij. Vist hij naar een onderhandse betaling? Denk ik niet, want hij denkt dat ik van de politie ben. Nee, hij laat per ongeluk merken dat hij iets heeft gedaan wat eigenlijk niet door de beugel kan, maar wat hij voor zichzelf heeft gerechtvaardigd omdat Titus nog een rekening heeft openstaan. Gokje, ik denk dat hij iets waardevols van Titus achterover heeft gedrukt, als genoegdoening voor de onbetaalde rekening. De man en de vrouw zullen er vast naar gevraagd hebben, maar hij heeft hen niet alles verteld of overhandigd. Daarom is hij zo zenuwachtig.
    Ik buig me een beetje naar hem toe, zet een barse stem op (als uitsmijter kan ik vrij intimiderend overkomen) en kijk hem langdurig aan zonder met mijn ogen te knipperen. Ik bluf.
    ‘Ja, dat weet ik natuurlijk. Maar ik kom voor iets anders. Mijn collega’s hebben contact gehad met de familie en ontdekt dat het een en ander ontbreekt aan de bagage van de heer Karsten. Ik ga er nog wel vanuit dat het een misverstand is, maar kunt u de resterende spullen *nu* aan mij overhandigen?’”

    1. Wilmink trekt aan het boordje van zijn overhemd.
      ‘Pfoe, dat komt goed uit. Een collega van mij heeft nog iets gevonden, we wilden uw collega’s er toevallig vanmiddag over bellen. Er lag een envelop met geld en een briefje met aantekeningen.’
      Na de vraag die je ongetwijfeld stelt, hoeveel geld, denkt hij even na. ‘Wel duizend euro’, zegt hij.

      Daarna geeft hij jou een velletje briefpapier van het hotel, met enkele aantekeningen in het handschrift van Titus. Veel staat er niet op:
      – Na Leiden afspraak met Eloise maken. Onderzoek altaar zit muurvast, misschien kan zij er nog iets mee.
      – Brief bij Rietman ophalen en afspreken met Heutinck om echtheid te bepalen.

    2. Mooi, Eloise en Bernard Heutinck staan ook in de ledenlijst. Hopelijk kunnen die meer vertellen. Geheimzinnige vrouw, die Eloise, ben benieuwd wat ze over zichzelf kan vertellen. En Bernard, daarover is nog minder bekend. Hoor graag of zij nog informatie hebben.

      Wbt mijn bezoek aan Nieuw Minerva. Die duizend euro, dat is wel heel toevallig precies de helft van het bedrag dat Titus aan die Leidenaar moest betalen. Ik zie twee mogelijkheden: 1) Titus is verdwenen vóórdat hij op pad ging met zijn tweeduizend euro om het beeldje te kopen van de Leidenaar, dat geld lag daarom nog in zijn kamer, de receptionist heeft het gevonden en denkt nu alsnog de helft achterover te kunnen drukken. 2) Titus is met tweeduizend euro op pad gegaan voor zijn afspraak met de Leidenaar, en heeft ook nog eens precies de helft van dat bedrag in zijn hotelkamer achtergelaten en de receptionist is een goudeerlijke kerel die het toevallig net heeft gevonden. Ik denk optie 1.
      ‘Wanneer zei u ook weer dat u of uw collega de heer Karsten voor het laatst heeft gezien?’ vraag ik aan de receptionist.

      1. Wilmink antwoord snel, merkbaar opgelucht. ‘Dat moet vrijdagochtend geweest zijn, 21 december. Hij zei dat hij rond het middaguur nog terug zou komen en dat we daarom zijn kamer niet schoon hoefden te maken.’

        1. Ha, dat vermoedde ik al een beetje. Titus is al vroeg die dag verdwenen, nog voordat hij onderweg naar Burgerzaken ging om de brief van de Leidenaar op te halen. Hij heeft geen kans meer gehad zijn geld op te halen. Dat betekent dat receptionist Wilmink duizend euro heeft achtergehouden, maar dat kan me niet zoveel schelen. Ik kan er moeilijk heisa over maken.
          Belangrijker is dat Titus al heel vroeg verdwenen is, nog voordat hij naar Burgerzaken ging. Kennelijk hielden ze (wie?) niet die kroeg in de gaten, maar Titus zelf. Dat maakt het aannemelijk dat Gaston gelijk heeft, dat het niet de Leidenaar is die Titus heeft ontvoerd, maar een tweede partij. Ik denk ook meer en meer dat het de geheimzinnige BMW-mensen zijn.
          Hiermee sluit ik mijn onderzoek bij Nieuw Minerva af. Ik neem beleefd afscheid van de receptionist. Als ik hem nog eens nodig heb, kan ik hem onder druk zetten met die duizend euro…

          1. Ha Jens en anderen,
            ik kan me niet aan het idee onttrekken dat de mensen in de zwarte BMW niet van de politie zijn. Althans de reguliere politie. Dan zouden ze wel anders te werk gaan. Misschien een aparte divisie, iets als kunstroof of zwendel? Heeft iemand van jullie daar verstand van?
            Trouwens, het is ook mijn idee dat Wilmink geld heeft achter gehouden; voor de openstaande rekening. Zou hij dat daarom al zo vroeg in de conversatie hebben laten vallen?
            En ligt het aan mij of komen we veel mensen tegen die bang zijn voor hun baas? Wilmink, de (collega van de) Wagt, de assistent-conservator…. Het zal mijn achterdochtige natuur wel zijn.

          2. Hallo Gaston en anderen,
            Dus jij hebt dat idee ook? Voor zover ik weet werkt de reguliere politie niet zo. Een aparte divisie, dat klinkt niet onlogisch. Helaas heb ik er geen verstand van. Misschien dat ik via mijn eerdere beroep bij het leger iets kan achterhalen…
            En inderdaad, er zijn veel mensen bang. Voor hun baas, of voor iemand anders? Ik krijg sterk het gevoel dat we op iets gestuit zijn wat meer is dan een doodgewone vermissing. Misschien moeten we ook nog eens nadenken wat er voor gemeenschappelijke factoren tussen die mensen zijn. En over de namen die Titus in zijn lijst heeft gezet, zoals Gaston al heeft gezegd. Wordt vervolgd…

  7. Ik zie dat er druk gewerkt wordt om meer duidelijkheid te krijgen in deze zaak. Verschillende sporen leveren waardevolle informatie op over de achtergrond. Helaas is daarmee nog steeds geen aanknopingspunt voor de verblijfplaats van mijn broer gevonden. We gaan dus door! Van Burgerzaken heb ik nog geen bericht over een nieuwe brief, en dat vind ik zorgelijk. Ik bel er morgen zelf maar achteraan.
    Wegens omstandigheden ben ik vandaag pas in de gelegenheid om naar Mattemburgh te reizen. Omdat Titus namens de familie in het bestuur van de Stichting tot Beheer zit, kennen wij de beheerder goed. Ik heb dan ook een persoonlijk gesprek met hem en vraag of ik in de kelder bij de pompbak kan kijken.

    1. De beheerder kijkt niet vreemd op van je bezoek.
      ‘Goedenavond mevrouw Karsten. Ik verwachtte u al zo half en half. Uw broer kwam hier regelmatig en had al eens gezegd dat u ook een keer zou langskomen. U had ook belangstelling voor het landhuis, vanwege de familiegeschiedenis, is het niet? Het moet eind november zijn geweest dat hij hier kort even was. Ik geloof dat hij een foto wilde maken van de kelder, om aan u te laten zien. U had hier toch gewoond toen u nog heel jong was? Maar goed, ik praat weer veuls te veul. Hier heeft u de sleutel van het huis. De kelder is direct de trap af in de hal. Als u mij nodig heeft, vraag het me vooral.’

  8. Ik nodig de beheerder uit met mij naar beneden te gaan. Wij bekijken de pompbak en ik zoek naar manieren om de pompbak open te schuiven, zoals mijn ouders dachten dat kon. Ik krijg daarbij hulp van de beheerder.

    1. Prima, het kost behoorlijk veel moeite, zelfs met zijn tweeën. De omkasting van de pompbak is van zware zwarte steen, maar staat wel los. Het binnenwerk is zoals je kan verwachten. Oude gesoldeerde waterleidingbuizen, van groen schilferig koper, doorgezaagd en al lang geleden afgedopt. De zinken afvoerleiding is ook afgezaagd en dichtgeslagen, zodat er geen stank meer uit kan ontsnappen. Verder stukken zink en koper, maar zeker geen stof en spinnenwebben van tientallen jaren.
      De beheerder wijst het aan. ‘Het is inderdaad wel te herstellen, zoals meneer Karsten laatst al dacht. Maar kijk zelf maar, dan moet het leidingwerk wel vervangen worden. Misschien ook door de muur heen, best kans dat er nog loden leidingen tussen zitten ook. Denkt u er maar even over na, dan kom ik straks weer terug. Maar volgens mij is het nog een aardige klus, en eerlijk gezegd is het de moeite niet, hoe authentiek uw broer het ook vindt.’
      Als hij weg is voel je aan de onderkant van de wasbak. Met dikke stroken tape zit daar een dikke envelop bevestigd. Haastig scheur je het open. Het zijn enkele pagina’s geprint papier. Zo te zien heeft je broer het geschreven, het is in ieder geval aan jouw gericht.
      Het begint met de volgende zinnen.
      ‘Beste Heleen, als je dit leest, zit ik ongetwijfeld dik in de problemen. Maar het mooie is dat je dit in ieder geval gevonden hebt. Laat ik bij het begin beginnen, hopelijk ga je er slimmer mee om dan ik kennelijk heb gedaan.’

      Dan hoor je de beheerder weer de trap afkomen.

  9. Gaston,
    Prima om binnenkort weer samen te komen. Net als Johanna kan ik echter pas na donderdag.
    Wat is precies je idee om samen op te pakken? Mij lijkt het in ieder geval zinvol om samen nog eens naar de namenlijst in het dossier te kijken en te kijken met wie we in contact willen treden. Titus schrijft in zijn brief dat hij zijn dossier bij verschillende mensen heeft ondergebracht, ik neem aan dat die mensen op deze lijst staan. Het lijkt mij wel goed als we het dossier van Titus compleet proberen te krijgen…

  10. Snel steek ik de brief in mijn jaszak. Ik zeg tegen de beheerder dat ik me inderdaad ook afvraag of herstel van de leidingen e.d. zinvol is gezien het kostenplaatje. Ik zal het met Titus bespreken.
    Ik bedank hem voor zijn hulp en vertrek. Meteen nadat ik in mijn auto ben gestapt, pak ik de brief weer en lees verder…

    1. Prima, binnenkort zal ik de brieven hier plaatsen op een nieuwe pagina, omdat ze weer een ander nieuw spoor opleveren. Eerst komt echter het spoor van Eloise, ik hoop dat ik er snel tijd voor heb…

      Ook zal ik nog melden wanneer ik beschikbaar ben voor een gezamenlijk onderzoek. Van Gaston, Heleen, Jens en Johanna weet ik de data. Als er nog anderen willen aansluiten, hoor ik graag de data waarop zij ook kunnen….

  11. Lang leve internet!

    Het huidige Mattemburgh is pas in 1847 gebouwd door Maria van Mattemburgh, de tuinen zijn aangelegd door haar zoon Louis Cuypers. Maria was getrouwd met Petrus Cuypers die burgemeester was van Bergen op Zoom en al in het begin van de 19de eeuw begonnen was met het aankopen van landerijen. Mogelijk stamde ze af van de door Jens genoemde Pieter Stoffelsz van Mattemburgh.

    Die Pieter Stoffelsz van Mattemburgh was in dienst van het huis van Nassau. Maurits had het zelf te druk met oorlogvoeren en dus legde hij de strijd tegen het water en verschillende verpolderingen neer bij van Mattemburgh. Pieter Stoffels van Mattemburgh was na zijn werkzame leven, een van de eerste Nederlanders die een staatspensioen kreeg en die tussen 1624 en 1627 zijn oude dag sleet op kasteel Bouvigne bij Breda.

    De familie is dus pas later nabij Bergen op Zoom geland. Of daar meer redenen voor waren of wat er naast de naam nog allemaal in de familie was?

    1. Hallo Johanna en anderen,
      Goed gevonden, bedankt. Het zou mij niet verbazen als die Pieter de stamvader ofzo is van het geslacht Mattemburgh, en dat die Maria inderdaad late familie van is. Wie weet wat voor geheimen er in dat landhuis terecht zijn gekomen. Ben ook benieuwd wat Titus daar gevonden kan hebben.
      Mooi dat Heleen daar die brief heeft gevonden, hopelijk lezen we daar snel ook meer over. Het lijkt dat ze het begin van het raadsel te pakken heeft.

  12. 🙂 🙂 🙂 DIENSTMEDEDELING 🙂 🙂 🙂

    Zoals beloofd, hierbij twee momenten waaruit we kunnen kiezen om een gezamenlijke onderzoekssessie kunnen uit te voeren. Rekening houdend met ieders wensen, kom ik op de volgende data:
    – A.s. zaterdagmiddag 26-1 om 14:00
    – Maandagavond 28-1 om 20:30
    Hopelijk kan iedereen tegelijk op één van deze momenten. Ik stel voor ons te richten op een duur van 1 uur, met mogelijkheid tot een korte uitloop.

    🙂 🙂 🙂 einde dienstmededeling 🙂 🙂 🙂

  13. Hallo allemaal, mij maakt het niet uit. Leuk om iedereen weer te ontmoeten. Ik sluit me bij Gaston aan dat we vooraf wellicht kunnen vaststellen wat we gaan onderzoeken. Andere zaken kunnen wat mij betreft ook via de reguliere reacties zoals we de laatste tijd al doen.

  14. ? ? ? DIENSTMEDEDELING ? ? ?

    Fijn dat iedereen enthousiast is over een nieuwe gezamenlijke sessie.
    Rekening houdend met de voorkeuren kies ik ervoor om maandagavond 28 januari om 20:30 weer bijeen te komen voor een gezamenlijk onderzoek. Ik zal kort daarvoor, zoals gebruikelijk, een nieuwe pagina aanmaken, om met een schone lei te beginnen. Wat mij betreft is het onderwerp van onderzoek nog vrij, maar raad jullie aan de site in de gaten te houden, want iets zegt me dat er misschien nog meer nieuwe informatie opduikt.
    PS Mochten er nog meer mensen willen meegaan, jullie zijn van harte welkom.

    ? ? ? einde dienstmededeling ? ? ?

Reacties zijn gesloten.